Inbreng en inkorting van de erfenis


Nalatenschappen en erfenissen kunnen complexe kwesties zijn, vooral wanneer er situaties ontstaan waarin erfgenamen geen gelijke delen van de erfenis ontvangen. Een erflater is niet volledig vrij om te schenken en te legateren zoals hij zelf wil. Er zijn een aantal technieken in het leven geroepen om de gelijkheid tussen de erfgenamen te waarborgen, zoals de inbreng en de inkorting. 

In dit artikel zullen we dieper ingaan op de reserve voor erfgenamen, wat de inkorting en inbreng van een erfenis betekent binnen het Belgische erfrecht, en hoe deze regeling wordt toegepast in de Belgische context. Alles start met de reserve en de reservataire erfgenamen.
Auteur
Stijn Braeye
Kernexpertise
Personen- en familierecht
Datum
30.11.2023
Leestijd
4 minuten

De reserve en reservataire erfgenamen

De reserve is het minimale erfdeel waarover de erflater niet zomaar mag beschikken omdat het ‘gereserveerd’ is voor bepaalde erfgenamen, de reservataire erfgenamen. Reservataire erfgenamen zijn de afstammelingen en de echtgeno(o)t(e) van de erflater.

Om de reserve te berekenen, wordt rekening gehouden met de nalatenschap zoals die eruit zou zien indien de erflater bij leven geen schenkingen had gedaan. 
 
De totale reserve van de afstammelingen van de erflater bedraagt de helft van de nalatenschap. Die reserve dient te worden gedeeld door het aantal kinderen dat de erflater nalaat:

  • Één kind: het kind heeft recht op de helft van de nalatenschap
  • Twee kinderen: elk kind heeft recht op een vierde van de nalatenschap
  • Drie kinderen: elk kind heeft recht op een zesde van de nalatenschap

De reserve van de echtgeno(o)t(e) van de erflater bestaat uit het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap, met minimaal het vruchtgebruik van de gezinswoning en de huisraad.
 
De wettelijk samenwonende partner daarentegen heeft geen recht op een reserve maar erft wel het vruchtgebruik op de gezamenlijke woning en de huisraad. Aangezien er hier geen sprake is van een reserve kan dat recht op de nalatenschap worden beperkt of afgeschaft. De feitelijk samenwonende partner heeft geen recht op een reserve, noch een recht op de nalatenschap.
 

Inbreng van de erfenis

Inbreng verwijst naar het principe waarbij een erfgenaam, die een schenking heeft ontvangen van de erflater, deze schenking moet 'inbrengen' in de nalatenschap. Met andere woorden, de waarde van de schenking wordt meegeteld bij de totale waarde van de nalatenschap bij het verdelen ervan onder de erfgenamen. Om gelijkheid tussen de erfgenamen onderling te garanderen, wordt de techniek van de inbreng toegepast.

Een schenking kan echter ofwel als voorschot op erfdeel worden gedaan, ofwel met vrijstelling van inbreng:

  • Een schenking als voorschot op erfdeel moet bij de verdeling van de nalatenschap worden ingebracht (inbreng). Alles wordt samengebracht om te berekenen wie wat al heeft gekregen zodat de nalatenschap correct kan worden verdeeld. Op die manier creëren deze schenkingen geen onevenwicht tussen de erfgenamen. 
  • Een schenking met vrijstelling van inbreng mag de reserve van de erfgenamen niet overschrijden. Indien dat wel het geval is, moet hij worden ingekort (inkorting).

Een schenking aan een erfgenaam kan als voorschot op erfdeel of met vrijstelling van inbreng worden gedaan. Een schenking aan een niet-erfgenaam kan enkel met vrijstelling van inbreng worden gedaan.
 

Inkorting van de erfenis

Wanneer de wettelijke erfgenamen, zoals kinderen en partner, minder erven dan het wettelijk vastgestelde deel of de reserve, kunnen ze een beroep doen op hun recht op inkorting om hun legitieme deel op te eisen. Inkorting zorgt ervoor dat schenkingen, die met vrijstelling van inbreng werden gedaan, de reserve van de erfgenamen niet overschrijden door ze in te korten indien dat wel het geval is.

De inkorting geschiedt in waarde, en niet in natura. Indien de erflater méér dan het beschikbaar deel heeft weggeschonken, dient er via een geldsom te worden gecompenseerd en moet het goed niet in natura terug in de nalatenschap worden ingebracht.
 

De vordering tot inkorting

De inkorting geschiedt niet van rechtswege. Het is aan de reservataire erfgenamen, die hun reserve aangetast zien, om de vordering tot inkorting in te dienen bij de rechtbank. Indien zij dat niet willen, kunnen zij afstand doen van hun recht. 

De vordering tot inkorting kan pas worden ingesteld na het overlijden van de erflater. Tijdens zijn leven, kan de erflater schenken wat hij wil, zonder dat de erfgenamen kunnen ingrijpen.

Over het algemeen moet de erfgenaam die aanspraak wil maken op zijn of haar legitieme deel van de nalatenschap, binnen een bepaalde termijn na het overlijden van de erflater deze vordering tot inkorting indienen bij de rechtbank. 

Er moet dus rekening worden gehouden met een verjaringstermijn die afhankelijk is van de persoon aan wie de schenking werd gedaan:
  • schenking aan een erfgenaam: de vordering tot inkorting verjaart na 30 jaar vanaf het openvallen van de nalatenschap. Het openvallen van de nalatenschap is het moment waarop de erfenis van een overleden persoon beschikbaar wordt voor verdeling onder de erfgenamen.
    Indien een reservataire erfgenaam op het ogenblik van de afsluiting van de vereffening-verdeling weet heeft van de aantasting van zijn reserve, maar hier geen melding van maakt, is hij vervallen uit zijn vorderingsrecht. Op dat ogenblik kan hij de vordering tot inkorting niet meer instellen.
  • schenking aan een niet-erfgenaam: de vordering tot inkorting verjaart na 2 jaar, te rekenen vanaf de afsluiting van de vereffening-verdeling. Stel dat er geen afsluiting van de vereffening-verdeling plaatsvindt, dan geldt een alternatieve verjaringstermijn van 30 jaar vanaf het openvallen van de nalatenschap. 

Bijvoorbeeld:
Een vader overlijdt en laat drie kinderen na. De totale reserve van de kinderen bedraagt de helft van de nalatenschap. Elk kind heeft recht op een zesde van de nalatenschap.
Tijdens zijn leven heeft de vader bepaalde goederen geschonken aan een goede vriend. Die schenkingen overschrijden de reserve, waardoor de kinderen een vordering tot inkorting kunnen instellen tegen de vriend. De vriend mag de goederen zelf houden maar zal de kinderen een vergoeding moeten betalen, om te vermijden dat ze minder zouden krijgen dan de reserve waarop ze recht hebben.
 

Juridisch advies nodig?

Raak je het niet eens met jouw mede-erfgenamen over de verdeling van de nalatenschap? Betwist je de nalatenschap als erfgenaam? Denk je dat de reserve is aangetast of dat er inkorting zou moeten zijn? Of heb je verdere vragen over dit onderwerp?

Contacteer meester Stijn Braeye vrijblijvend en beroep op zijn kennis en expertise in familierecht. Contacteer hem rechtstreeks op het nummer 051 25 25 04 of stuur een mailtje naar braeye@vbadvocaten.be



Terug naar overzicht
Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te verbeteren. Door verder te surfen, stemt u in met ons cookie-beleid.   Meer info OK